Hoe zit het Nederlandse onderwijssysteem in elkaar?

In het kort

Het Nederlandse onderwijssysteem bestaat uit meerdere sectoren en niveaus, te beginnen met regulier basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Na het basisonderwijs zijn er zeven vormen van voortgezet onderwijs, gevolgd door drie vormen van vervolgonderwijs. De hoogste graad in het onderwijssysteem is een PhD.

Het Nederlandse onderwijssysteem

Ken jij alle onderdelen en niveaus van het Nederlandse onderwijssysteem? Na het lezen van dit artikel wel. Alle vertakkingen hebben we hieronder voor je op een rijtje gezet.

1. Primair onderwijs (po)

In Nederland bestaan vier verschillende vormen van primair onderwijs.

Regulier basisonderwijs

De basisschool is bedoeld voor kinderen van vier tot en met twaalf jaar. Een kind is in Nederland vanaf vijf jaar leerplichtig, maar meestal gaan kinderen vanaf hun vierde verjaardag al naar de basisschool. Kinderen starten in groep 1 en krijgen tot en met groep 8 les van een of meerdere leraren volgens een vast weekrooster.

Speciaal basisonderwijs 

Kinderen met (leer)behoeften waarin een reguliere basisschool niet kan voorzien, gaan vaak naar het speciaal basisonderwijs. Het gaat dan om kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. In het speciaal basisonderwijs wordt vaak gewerkt met kleinere klassen, een prikkelarme omgeving en intensievere begeleiding door leraren en assistenten.

Scholen voor speciaal basisonderwijs volgen dezelfde kerndoelen als het reguliere basisonderwijs. Het uitgangspunt is om zoveel mogelijk kinderen uit het speciaal basisonderwijs door te laten stromen naar het reguliere voortgezet onderwijs.

Speciaal onderwijs (so)

Het speciaal onderwijs wordt vaak gebruikt als de parapluterm voor het sbo, het so en het vso, maar we bespreken hieronder het speciaal onderwijs als onderdeel van die paraplu.

Het speciaal onderwijs is niet hetzelfde als het speciaal basisonderwijs: het speciaal onderwijs is ingericht voor kinderen met extra (leer)behoeften en kinderen die specialistische ondersteuning nodig hebben. Het gaat dan om leerlingen met een visuele, auditieve, lichamelijke of verstandelijke beperking, langdurig zieke kinderen en leerlingen met psychische en gedragsproblemen.

Het speciaal onderwijs is ingericht in vier clusters:

  • Cluster 1: blinde, slechtziende leerlingen;
  • Cluster 2: dove, slechthorende leerlingen of met een taal-spraakontwikkelingsstoornis;
  • Cluster 3: lichamelijk gehandicapte en/of verstandelijk beperkte en langdurig zieke leerlingen (somatisch);
  • Cluster 4: kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen.

Bron: Rijksoverheid.nl

Voor leerlingen in het speciaal onderwijs, gelden de kerndoelen voor speciaal onderwijs. Zeer moeilijk lerende leerlingen (zml) en meervoudig gehandicapte leerlingen (mg) in het speciaal onderwijs volgen de kerndoelen voor zml en mg.

Voortgezet speciaal onderwijs (vso)

Voortgezet speciaal onderwijs is er voor leerlingen die specialistische ondersteuning nodig hebben die het regulier voortgezet onderwijs niet kan bieden. Op vso-scholen zitten jongeren die meestal vanuit het speciaal onderwijs zijn doorgestroomd.

Leerlingen kunnen op het vso blijven tot en met het schooljaar waarin ze 20 jaar worden. Die periode kan iets langer zijn als daarmee de kans op een diploma of passende plek op de banenmarkt groter wordt. Daarvoor moet de Inspectie van het Onderwijs toestemming geven. So- en vso-scholen stellen per leerling een ontwikkelingsperspectief vast, waarin staat wat de verwachte uitstroombestemming van de leerling is. Dat ontwikkelperspectief wordt jaarlijks met de ouders van iedere leerling besproken en zo nodig bijgesteld.

De diversiteit van ondersteuningsbehoeften binnen het vso is groot, en daarmee ook de mogelijkheden aan vervolgroutes en het maatwerk dat daarvoor nodig is. Er zullen leerlingen uitstromen naar vervolgonderwijs (vmbo, havo en vwo), er zijn leerlingen die voorbereid zullen worden op de arbeidsmarkt en leerlingen die voorbereid zullen worden op (arbeidsmatige) dagbesteding. Om recht te doen aan deze diversiteit wordt onderscheid gemaakt tussen drie uitstroomprofielen:

  • vervolgonderwijs (vmbo, havo, vwo);
  • arbeidsmarktgericht;
  • dagbesteding.

Voor elk vso-uitstroomprofiel gelden kerndoelen. Voor leerlingen die uitstromen naar vervolgonderwijs (vmbo, havo of vwo) gelden de reguliere onderwijsdoelen van het voortgezet onderwijs. Voor leerlingen die uitstromen naar uitstroomprofielen ‘arbeidsgericht’ en ‘dagbesteding’ gelden de kerndoelen voor speciaal onderwijs. Deze kerndoelen gelden ook voor het speciaal onderwijs (so), zeer moeilijk lerende leerlingen (zml) en meervoudig gehandicapte leerlingen (mg) in het speciaal onderwijs.

2. Voortgezet onderwijs (vo)

Na groep 8 van de basisschool gaan kinderen naar een middelbare school. Dit is het onderwijs dat valt onder de sector voortgezet onderwijs. Leerlingen in het voortgezet onderwijs zijn gemiddeld tussen de twaalf en achttien jaar oud. In Nederland wordt voortgezet onderwijs op verschillende niveaus aangeboden:

Praktijkonderwijs (pro)

Het praktijkonderwijs leidt leerlingen in zes jaar op voor een plek op de arbeidsmarkt. In het praktijkonderwijs krijgen de leerlingen intensievere uitleg en begeleiding. Ze volgen in kleine groepen de reguliere onderbouwvakken van het voortgezet onderwijs. Daarnaast zijn er praktijkvakken, zoals zorg en welzijn of verkoop. Docenten helpen de leerlingen ook om algemene vaardigheden te ontwikkelen, zoals zelfredzaamheid, communicatievaardigheden, planmatig werken en werknemersvaardigheden.

Voorbereidend middelbare beroepsonderwijs (vmbo)

Het vmbo is een vierjarige opleiding die leerlingen voorbereidt op het mbo, maar doorstroom naar de havo is ook mogelijk. In het vmbo zijn er vier leerwegen:

  • Basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-bb of vmbo-basis)

Deze leerweg bereidt leerlingen voor op de basisberoepsopleidingen (niveau 2) van het mbo.

  • Kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-kb of vmbo-kader)

Deze leerweg bereidt leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen (niveau 3 en 4) van het mbo.

  • Gemengde leerweg (vmbo-g of vmbo-gl)

Deze leerweg is wat niveau betreft gelijk aan vmbo-tl en bereidt leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen op niveau 3 of 4 van het mbo. Met een diploma van de gemengde leerweg kunnen leerlingen ook naar de havo.

  • Theoretische leerweg (vmbo-t of vmbo-tl)

Deze leerweg bereidt leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen op niveau 3 of 4 van het mbo en met een diploma van de theoretische leerweg kunnen leerlingen ook naar de havo.

Wil je meer weten over de leerwegen, schoolvakken en beroepsprofielen in het vmbo? Lees dan verder in dit artikel.

Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
Formeel gezien is lwoo geen type voortgezet onderwijs, maar is het aanvullend onderwijs aan vmbo-leerlingen van de basis- en soms van de kaderberoepsgerichte leerweg. Lwoo biedt leerlingen met een leerachterstand extra ondersteuning zodat ze makkelijker hun diploma kunnen halen. Deze lessen kunnen plaatsvinden tijdens maar ook buiten de reguliere lessen, maar worden niet op alle vmbo-scholen aangeboden.

Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo)

Deze richting duurt vijf jaar en bereidt leerlingen in principe voor op het hoger beroepsonderwijs (hbo), maar na het examen kun je ook doorstromen naar het mbo of vwo. Er is meer ruimte voor verdieping van de lesstof dan op het vmbo en de leerlingen op de havo moeten meer zelfstandig werken. In de bovenbouw volgen havo-leerlingen een van de volgende vier profielen:

  • Cultuur en maatschappij
  • Economie en maatschappij
  • Natuur en gezondheid
  • Natuur en techniek

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo)

Vwo duurt zes jaar en bereidt scholieren in principe voor op een studie aan de universiteit, maar je kunt ook kiezen voor en vervolgopleiding op een ander niveau. Er is veel ruimte voor verdieping. In de bovenbouw volgen vwo-leerlingen een van de volgende vier profielen:

  • Cultuur en maatschappij
  • Economie en maatschappij
  • Natuur en gezondheid
  • Natuur en techniek

Binnen het vwo bestaan twee verschillende stromingen:

  • Het atheneum is de reguliere vwo-opleiding met 15 vakken in de onderbouw en 8 examenvakken.
  • Het gymnasium is een vwo-opleiding met als extra vakken Latijn, Grieks en klassieke culturele vorming.

Tweetalig onderwijs (tto)

Tweetalig onderwijs en is een stroming binnen het voortgezet onderwijs. Leerlingen en leraren op een tto-school spreken Engels bij vakken als geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en gymnastiek. Het Engels is dus niet alleen de taal waarin de leraar de stof uitlegt, maar ook de taal waarin de leraar met de leerlingen communiceert. Iedere tto-docent is dus ook een beetje een taaldocent. De leerlingen spreken onderling ook Engels.

Op middelbare scholen die tto aanbieden, wordt in de onderbouw van havo/vwo ongeveer de helft van de vakken in het Engels gegeven, op het vmbo is dit ongeveer 30%. In de bovenbouw ligt dat percentage op alle niveaus lager. Scholen moeten namelijk wel voldoen aan de reguliere exameneisen van de Nederlandse overheid. Leerlingen in het tweetalige onderwijs doen mee met het reguliere Nederlandse eindexamen en krijgen een vwo-, havo- of vmbo-diploma. Tto-leerlingen op havo- en vwo-niveau krijgen daarbovenop nog een International Baccalaureate (IB)-certificaat voor het vak Engels of een Cambridge International (CI)-certificaat voor het vak Global Perspectives en een ander vak naar keuze.

Wil je meer weten over het tto en hoe je leraar kunt worden in het tto? Bekijk dan dit artikel.

3. Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

In het mbo kun je een vervolgopleiding volgen na de middelbare school. Het vmbo bereidt je voor op het mbo, maar ook met een havo- of vwo-diploma kun je doorstromen naar het mbo. Met een mbo-opleiding word je vaak voorbereid op een specifiek vak of beroep, zoals bakker, elektromonteur of schoonheidsspecialist. Er zijn ca. 500 opleidingen waar je een mbo-diploma in kunt halen.

Het mbo kent vier niveaus:

  • mbo niveau 1: entreeopleiding voor eenvoudig uitvoerend werk
  • mbo niveau 2: basisberoepsopleiding voor uitvoerend praktisch werk
  • mbo niveau 3: vakopleiding tot zelfstandig beroepsbeoefenaar
  • mbo niveau 4: middenkaderopleiding en specialistenopleiding, waarna iemand volledig zelfstandig een beroep kan beoefenen, met een brede inzetbaarheid en/of een specialisatie

Voortgezet algemeen volwassenonderwijs (vavo)

Op het vavo kun je (ook als volwassenen) een vmbo (tl), havo- of vwo-diploma of deelcertificaten voor bepaalde schoolvakken halen. Het vavo is er voor volwassenen die geen middelbareschooldiploma hebben behaald, een hoger diploma uit het vo willen behalen, of voor bepaalde vakken een deelcertificaat moeten halen vanwege een vervolgopleiding. Vaak mogen leerlingen van 16/17 jaar ook vavo-onderwijs volgen. Officieel valt het vavo onder het mbo en wordt dan ook door mbo-instellingen aangeboden, hoewel vo-onderwijs wordt gevolgd.

Wil je meer weten over het vavo en hoe je leraar kunt worden op een vavo-school? Bekijk dan dit artikel.

4. Hoger beroepsonderwijs (hbo)

Na het havo of vwo kunnen leerlingen van een middelbare school doorstromen naar het hoger beroepsonderwijs. Daarnaast kunnen ook studenten met een afgeronde mbo4-opleiding doorstromen naar het hbo. Dit onderwijs wordt gevolgd aan hogescholen. In vergelijking met het wetenschappelijk onderwijs zijn hbo-opleidingen meer gericht op een beroepspraktijk. Wel zitten hier ook onderzoekscomponenten in.

Het hoger beroepsonderwijs is ingedeeld volgens het bachelor-masterstel. Je kunt een hbo-opleiding op drie niveaus volgen:

Associate degree (ad)

Dit een praktijkgerichte, tweejarige opleiding die je volgt aan een hogeschool. Je behaalt een associate degree-diploma dat op niveau gewaardeerd wordt tussen een mbo4-opleiding en hbo-bachelor.

Wil je meer weten over educatieve associate degrees? Bekijk dan dit artikel.

Hbo-bachelor

Dit is een vierjarige opleiding die je kunt volgen met een havo-, vwo- of mbo4-diploma. Je sluit deze opleiding af met een hbo-bachelordiploma.

Hbo-master

Dit is een opleiding van één, twee of drie jaar die je volgt nadat je een hbo-of wo-bachelor hebt afgerond. Tijdens een master verdiep je je nog verder in een specifiek vakgebied. Je sluit deze opleiding af met een hbo-masterdiploma.

5. Wetenschappelijk onderwijs (wo)

Na het vwo kun je naar een opleiding aan een universiteit. Studenten die een hbo-propedeuse hebben gehaald mogen in de meeste gevallen ook een opleiding gaan volgen aan de universiteit. Binnen het wetenschappelijk onderwijs ligt de nadruk niet op het voorbereiden op de beroepspraktijk, maar op het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden.

Het wetenschappelijk onderwijs in Nederland is, net zoals bij het hoger beroepsonderwijs, ingedeeld volgens het bachelor-masterstelsel. Je kunt een wo-opleiding op twee niveaus volgen:

Universitaire bachelor

Dit een theoriegerichte, driejarige opleiding. Je sluit deze opleiding af met een wo-bachelordiploma. Na je universitaire bacheloropleiding kun je een universitaire master volgen.

Universitaire master

Dit is een theoriegerichte, een- of tweejarige opleiding. Je sluit deze opleiding af met een wo-masterdiploma.

6. PhD

Een PhD is de hoogste academische graad die je kunt behalen. Wil je echt verder in de wetenschap, bijvoorbeeld als hoogleraar of professor? Dan moet je een PhD volgen. Als je bij een universiteit wordt aangesteld voor een PhD-positie doe je wetenschappelijk onderzoek en schrijf je een proefschrift over een onderwerp binnen het vakgebied waarop je promoveert. Je krijgt dan de titel dr. en wordt doctor in de wetenschap.

Dit artikel is geschreven door

Over het Onderwijsloket